Dalal Ghanim over tien jaar genocide: ‘Wij mochten nooit gewoon onszelf zijn’
Het is tien jaar geleden dat IS de Jezidi’s in Noord-Irak aanviel, maar voor de gemeenschap voelt het als de dag van gisteren. Honderdduizenden Jezidi’s wonen nog altijd in tentenkampen. Terug naar Sinjar kunnen ze niet. En er worden nog altijd 2.800 vrouwen en kinderen vermist. De Nederlands-Jezidische Dalal Ghanim legt uit hoe de situatie nu is, en hoe het ooit was.
Gezellig, zo omschrijft Dalal Ghanim het leven voor de genocide. Ze gebruikt het woord meerdere keren als ze spreekt over haar jeugd in Sinjar, het district dat in het noorden van Irak ligt. ‘Iedereen kende elkaar, mensen kwamen zonder afspraak binnenvallen, als je wat nodig had, kon je het bij de buren gaan halen, en de deuren waren nooit op slot,’ begint ze.
Dalal komt uit Borek, een Jezidisch dorp waar voor 2014 ongeveer 35.000 mensen woonden. De mensen die er werden geboren en getogen, kenden elkaar allemaal. De Jezidische gemeenschap is altijd zeer hecht geweest. Vrijgevig ook, vooral als het ging om het delen van eten. Dat was soms broodnodig, want de bewoners hadden het niet breed. Maar het was er in ieder geval veilig, aldus Dalal. ‘En gezellig. Enorm gezellig.’
Maar daarbuiten werd het steeds gevaarlijker voor Jezidi’s, benadrukt de Jezidische activiste die sinds 2013 in Nederland woont. De situatie verslechterde zich met name nadat de Amerikanen Irak binnenvielen in 2003. Tussen soennieten en sjiieten brak een bloedige burgeroorlog uit. De Jezidi’s, die al vaker het slachtoffer waren geworden van extremistische groeperingen, trokken zich steeds meer terug in Sinjar. Ze verlieten het gebied alleen als het echt nodig was. Denk aan het verlengen van paspoorten, stemmen en het ophalen van (cash) salarissen: dat vond allemaal plaats in de Iraakse stad Mosul.
De vader van Dalal was directeur van een basisschool. Hij reisde regelmatig naar Mosul om zijn salaris in contactanten op te halen. De hele familie wachtte dan gespannen zijn terugkeer af.
Kun je uitleggen waarom Jezidi’s toen al angstig waren?
‘Dat heeft allereerst met de geschiedenis te maken. Jezidi’s zijn al 73 keer eerder het slachtoffer geweest van firman: (pogingen tot) genocide. Van de Ottomanen tot aan Al Qaida: omdat onze religie in geen enkel heilig boek voorkomt, zijn we altijd de klos geweest. Als kind van zeven wist ik niet beter dan dat het buiten Sinjar onveilig was voor ons, vooral na de Amerikaanse invasie. Milities hadden overal illegale checkpoints opgezet waar je je paspoort moest laten zien. Op dat van ons stond dat we Jezidi waren. In Sinjar gingen regelmatig verhalen rond over mensen die bijvoorbeeld naar Mosul moesten, en niet meer terugkwamen. Ze werden vermoord of kwamen om tijdens gevechten die uitbraken tussen groeperingen. Een achterneef werd bijvoorbeeld geraakt door rondvliegende kogels bij een checkpont. Hij was student aan de universiteit van Mosul, zat in zijn laatste jaar, was getrouwd en had drie kinderen.’
Je vertelde dat er een onofficiële avondklok was: mensen moesten voor een bepaalde tijd terug zijn.
‘Dat klopt. Vijf uur was zo’n beetje de grens. Op een dag was mijn vader nog niet om deze tijd terug. We begonnen ons zorgen te maken. Het werd half zes, zes uur, en toen het half zeven was, hadden we hem zowat doodverklaard. Iedereen raakte in paniek, mijn tante begon te huilen. Uiteindelijk bleek dat hij autopech had gehad.’
In 2012 vluchtte jouw vader naar Nederland, een jaar later werden jullie als gezin herenigd. Hoe was het om een nieuw leven op te bouwen?
‘De eerste maanden was ik heel verdrietig. Ik mistte mijn vrienden, mijn familie en het leven in Sinjar. Ik had mijn middelbareschooldiploma met een 9,2 gehaald. Waarom moest ik opnieuw beginnen in een vreemd land? Als het aan mij had gelegen, was ik in Sinjar gebleven. Dan had ik daar een opleiding afgerond en een baan gezocht. Het duurde even voordat ik doorhad dat mijn ouders juist om deze redenen hadden besloten om te vluchtten: ze wilden mij en mijn broers en zussen een betere toekomst bieden. In Irak had ik niet naar de universiteit gekund als Jezidi-vrouw.’
Maar in Irak mogen, en mochten, meisjes toch gewoon naar school?
‘Ja, dat klopt. Maar het was voor minderheden, met name de Jezidi’s, gevaarlijk om naar de universiteit in Mosul te reizen. Wij bedekken ons niet volledig en dragen geen hoofddoek. We zijn daardoor herkenbaar als Jezidi’s. Als ik daar naartoe was gegaan, had ik mij als een moslima moeten kleden.’
Dalal denkt even na. ‘Kijk,’ zegt ze na een korte pauze. ‘Het is niet alleen IS; het is niet begonnen bij IS. We worden al veel langer gediscrimineerd, opgejaagd en vermoord. We worden al heel lang duivelaanbidders en ongelovigen genoemd. Daarom probeerden we zo min mogelijk op te vallen, zelfs undercover te gaan in niet-Jezidische steden. Maar in Sinjar hoefde dat niet, natuurlijk. In Sinjar waren we veilig, dachten we…’
In de zomer van 2014 riep IS het kalifaat uit nadat ze grote delen van Irak en Syrië hadden overgenomen. Jezidi’s waren bezorgd over de ontwikkelingen: wat als de terreurgroep Sinjar zou aanvallen? Ze werden echter gerustgesteld door de peshmerga’s van de KDP, de Koerdische regeringspartij die verantwoordelijk was voor de veiligheid in Sinjar. Zij drukten de Jezidi’s op het hart dat ze veilig waren.
Op de avond voor 3 augustus telefoneerde Dalal met haar zus in Khanasor. ‘Waarom gaan jullie niet weg?’ vroeg ze haar, waarop de zus van Dalal antwoordde dat de peshmerga’s hen niet lieten gaan. ‘Ze hebben beloofd om ons te beschermen,’ zei ze.
Toen de Jezidi’s de volgende ochtend ontwaakten, bleken de peshmerga’s, naar schatting tienduizend man, ineens vertrokken, waardoor IS amper op verzet stuitte. De mannen, oudere jongens en oudere vrouwen werden massaal geëxecuteerd; de vrouwen en kinderen gevangengenomen. Rond de 6.500 vrouwen en kinderen werden door IS tot slaaf gemaakt.
Op 3 augustus 2014 begon de genocide op de Jezidi’s. Hoe verliep die dag voor jullie?
‘Ik werd die dag om zes uur wakker van het geluid beneden in de woonkamer. Toen ik gehuil en geschreeuw hoorde, wist ik genoeg. Het was het meest verschrikkelijke geluid dat je je kunt voorstellen. Mijn familie zat te bellen. Ik ving een gesprek op met mijn zus. Iets van: ‘Ren weg, zorg dat je zelfmoord kunt plegen als je gevangen wordt genomen.’ Die gesprekken gingen de hele dag zo door. Het ene na het andere dorp bleek door IS te zijn veroverd, er werden mensen vermoord, en de vrouwen en kinderen werden door IS gevangengenomen.’
Wisten jullie toen al wat deze vrouwen en kinderen te wachten stond?
‘Het was voor Jezidi’s al vrij snel duidelijk wat er met de vrouwen en meisjes zou gaan gebeuren; ze zouden worden verkracht en verkocht. Het duurde ook niet lang voordat de eerste vrouwen werden aangeboden op Facebook (IS had fysieke slavenmarkten, maar verkocht slavinnen ook online). We wisten ook al direct dat IS de mannen vermoordde. Maar wie allemaal? Dat wisten we nog niet. Dagenlang wisten we niet wie er nog leefde en wie er in handen was van IS.’
Jij woonde toen nog maar een jaar in Nederland. Hoe voelde het om op afstand te moeten wachten op nieuws?
‘Machteloos, want je bent afhankelijk van telefoontjes en van berichten op sociale media. Het is ook pijnlijk en confronterend om te horen dat je vriendinnen en nichten worden verhandeld door de barbaren van IS. Dat had ik kunnen zijn, mits ik nog in Sinjar had gewoond. Behalve afstand, zat er geen verschil tussen mij en hen. Mijn mensen werden als dieren behandeld. En nog steeds, want er worden nog altijd 2.800 vrouwen en kinderen vermist.’
Het is nu inmiddels tien jaar geleden dat de genocide startte. Je komt net terug uit Irak. Hoe gaat het met de Jezidi’s?
‘Niet goed. Honderdduizenden wonen nog altijd in vluchtelingenkampen in Iraaks-Koerdistan. Ze zijn arm, hebben geen toekomstperspectief en ze zijn ernstig getraumatiseerd. En toch worden ze aan hun lot overgelaten.’
‘Ik bezocht een kennis van vroeger. Zij werd door IS gevangengenomen en verkocht. Ze verloor veertig familieleden tijdens de genocide. Sinds haar bevrijding woont ze met haar moeder in een tentenkamp. Ze krijgen geen financiële of psychologische hulp. De jonge vrouw werkt van vroeg tot laat om de medicijnen van haar moeder te kunnen betalen. Dit is geen uniek verhaal: het is het verhaal van talloze Jezidi’s. Iedereen is getraumatiseerd, ook de Jezidi’s die nooit gevangen werden genomen. We lijden aan een collectief trauma.’
Je hebt zelf ook therapie gehad. Dat je daar open over bent, is een goede zaak, gezien het taboe dat er in Irak op heerst. Wanneer wist je dat het niet goed met je ging?
‘Eigenlijk ging het al vanaf dag één niet goed met me. Ik kon niet slapen en als ik sliep dan had ik nachtmerries over de genocide. Ik was neerslachtig en werd depressief. Tijdens mijn master Farmacie besloot ik hulp te zoeken. Inmiddels heb ik mijn studie succesvol weten af te ronden en gaat het wat beter met me. Maar het blijft zwaar, want de zorgen om mijn familie in Sinjar verdwijnen niet.’
Je bezocht Sinjar ook. Hoe was het om je geboorteplaats weer te zien?
‘Overal zie je sporen van de oorlog: daken die er af liggen, huizen en gebouwen in puin. Er wordt weinig aan wederopbouw gedaan. Maar het allerergste vond ik de confrontatie met de mensen die ik nog van vroeger ken. Ze zijn er, maar toch zijn ze er ook niet. Overal waar je komt, begint men direct over de genocide. In de vluchtelingenkampen in Iraaks-Koerdistan wonen kinderen die Sinjar nog nooit hebben gezien. Wat voor een toekomst hebben zij? De situatie is uitzichtloos.’
Waarom keren zo weinig mensen terug naar Sinjar?
‘Omdat het er niet veilig is. Sinjar ligt in betwist gebied. Niet alleen de Irakese en de Koerdische regering willen het gebied onder hun controle hebben; ook Iraakse en door Iran aangestuurde milities en groepen als de PKK maken gebruik van de politiek instabiele situatie. Turkije bombardeert Sinjar ook regelmatig in de strijd tegen de PKK. Daar komen onschuldige burgers bij om, genocideslachtoffers. Het is een hopeloze situatie.’
De peshmerga’s hebben zich in 2014 in het holst van de nacht teruggetrokken, zonder waarschuwing. Hierdoor had IS vrij spel. Het is een belangrijk onderwerp. Toch spreken weinig Jezidi’s zich er openlijk over uit. Hoe komt dat?
‘Ze zijn bang voor de gevolgen. Het is heel vaak voorgekomen dat Jezidi’s die de waarheid spraken in de gevangenis werden gegooid onder het mom van ‘nationale veiligheid’. De Koerdische regering wilde niet dat dit verhaal naar buiten kwam. Maar dat gebeurde natuurlijk wel, want journalisten schreven erover. Toch bleef de aandacht minimaal. Inmiddels wordt Jezidische kinderen op scholen geleerd dat ze Koerdische peshmerga’s geen schuld hebben, maar dat ze de Jezidi’s juist hebben gered. Het is overigens niet het enige onderwerp waar Iraakse Jezidi’s in Irak zich niet over durven uit te laten.’
Waar durven ze nog meer niet over te spreken?
‘Over onderwerpen als discriminatie en identiteit. De Koerden noemen ons ‘Jezidi-Koerden’, waarmee ze ontkennen dat wij een etnisch-religieuze groep zijn. Ze spreken ook over een genocide op de ‘Jezidi-Koerden’ in plaats van een genocide op de Jezidi’s. Wij zijn Jezidi’s, Ezidi’s, en dat wij dit hebben meegemaakt is omdat we Ezidi’s zijn, ómdat we een aparte groep zijn. In Armenië worden de Jezidi’s wel erkend. Dat dit in Irak, en dan met name in Iraaks-Koerdistan, niet gebeurt, is omdat alles daar politiek is. Wij zijn een pion in een politiek machtsspel tussen Bagdad en Koerdistan. En de Koerden willen Sinjar terug.’
Lezers zullen zich vast afvragen waarom Jezidi’s niet gewoon zichzelf mogen zijn?
‘Ik weet niet beter dan dat we nooit gewoon onszelf mochten zijn, ook niet op persoonlijk vlak. Toen ik als 15-jarige naar mijn zus in Erbil ging, probeerde een man, Koerdisch en moslim, mij tot de islam te bekeren. Want Jezidi’s waren volgens hem ongelovigen, duivelaanbidders die in de hel zouden belanden. Hij wilde met mij trouwen om ‘mijn ziel te redden’. Dit is slechts een van de vele voorbeelden over hoe Jezidi’s onder druk worden gezet.’
Is de situatie nu anders?
‘Nee, de haat tegen Jezidi’s is er helaas nog steeds. Het neemt zelfs weer toe, met name op sociale media en in de moskeeën. Klik op een willekeurige Facebookpost over een Jezidi-slachtoffer en je ziet honderden haatberichten over ons volk. Dat doet pijn, vooral als de berichten van Koerden als Irakezen komen: dat horen onze mensen te zijn. Ze horen ons te steunen. Beide regeringen zouden hier krachtig tegen moeten optreden, want voordat je weet, worden we weer aangevallen door extremisten.’
Jezidi’s worden ook wel eens beschuldigd van islamofobie. Dit overkwam zelfs Nobelprijswinnares Nadia Murad.
‘Ook dat zie je in de comments op sociale media staan. ‘Waarom ben je tegen de islam? Waarom ben je een islamofoob?’ We zijn niet tegen de islam. We zijn niet tegen moslims. We zijn tegen extremisten en islamisten, tegen mensen die ons niet gewoon ons leven laten leven en die ons willen vernietigen. Het is bizar dat wij, de slachtoffers, beschuldigd worden van islamofobie.’
Ondanks het verleden, zijn Jezidi’s bijzonder gastvrij, verwelkomend en attent gebleven tegen bijvoorbeeld journalisten zoals ik. Hoe komt dat, denk je?
‘Dat komt omdat we altijd gekleineerd zijn. Mensen zagen ons niet als gelijken, maar als mensen die minder waren dan zijzelf. Ze aten ons eten niet, dronken ons water niet, en ze noemden ons ‘vies’. Als iemand wel ziet hoe we écht zijn, doen we er alles aan om diegene een aangename tijd te bezorgen. We koken voor je, en we maken een bed voor je op. Als anderen ons als gelijkwaardige mensen zien, zijn we al dankbaar. Ben je een goed mens, dan ben je welkom, ongeacht geloof of afkomst. Zo simpel is bij ons.’
Dit artikel las u gratis, maar een donatie is welkom. Let op: u dient het bedrag zelf aan te passen.