Slachtofferverklaring
Hierbij mijn volledige slachtofferverklaring die tijdens de rechtszaak tegen Xaviera S. op vrijdag 1 maart werd afgespeeld in de Rotterdamse rechtbank. Het bovenstaande plaatje heeft er niets mee te maken, maar werd gemaakt in Iraaks-Koerdistan, waar ik jarenlang onderzoek deed naar de door IS-gepleegde genocide op de Jezidi’s.
‘Goedendag Xaviera,
Vandaag ben ik niet aanwezig. Prima, want de behoefte om jou aan te kijken heb ik niet. Ik heb jouw gezicht vaak voor me moeten halen tijdens de EMDR-therapiesessies die ik heb gevolgd. Foto’s plukte ik van het internet. Foto’s van een gezicht bedekt onder een zwart gewaad, en een zonder. In die laatste zag ik vooral haat, gecombineerd met godsdienst- en grootsheidswaanzin. Na de laatste sessie was ik opgelucht: ik hoefde jouw gezicht nooit meer te zien.
Ik heb lang gewacht met aangifte doen, net als dat ik lang heb gewacht om überhaupt te praten over wat ik heb meegemaakt tijdens mijn werk, al helemaal aangaande de bedreigingen die ik van jou heb ontvangen. Ik praat niet graag over mezelf, liever schrijf ik over anderen, vooral over de slachtoffers van IS. Jezidi’s, christenen, moslims in Irak, Syrië, Europa, Azië, Amerika en noem maar op.
Toch vertel ik je dit vandaag, omdat ik wil dat je weet dat acties consequenties hebben. Door je aan te sluiten bij een genocidale terroristische organisatie ben je medeverantwoordelijk voor het misdadige systeem dat genocide, slavernij, marteling, massamoord en andere oorlogsmisdaden mogelijk maakte. Je was lid van een groep die hulpverleners, journalisten, en talloze onschuldige burgers executeerde, waaronder kinderen. Hele bevolkingsgroepen werden door IS tot slaaf gemaakt en verkracht. Naar mijn weten heb je daar nooit berouw voor getoond. Zelfs de menselijke compassie ontbrak bij jou. Sterker nog: je schepte op over de misdaden van IS. Lachende smileys bij foto’s van afgehakte hoofden, hartjes bij foto’s van aanslagen (die je aanmoedigde), en de vele bedreigingen richting Nederlanders, waaronder mijn collega Ebru Umar.
Mij bedreigde je ook.
Je stuurde een foto van een Kalasjnikov, jouw wapen, bedreigde mij met de dood, en sprak de meest vreselijke verwensingen uit. Persoonlijk via direct messages, maar ook in openbare Posts, en onder mijn foto’s en tweets. En toen jouw Facebook account werd verwijderd, maakte je gewoon een nieuwe aan of ging je door op een ander kanaal. Dit zorgde voor nog meer bedreigingen en haat van je volgers – zelfs een van je familieleden deed eraan mee. Overal zag ik mijn naam en gezicht voorbijkomen. Ik herinner mij nog dat je genoot van deze haatcampagne. En hoe kwaad je werd toen je accounts een voor een de lucht uit werden gehaald door moderators. Hierdoor heb ik maar weinig screenshots kunnen maken.
Lange tijd dacht ik dat ik er wel mee kon omgaan. Maar ondertussen waren de signalen er: allereerst stopte ik met mijn onderzoek naar IS. Daarnaast werd ik somber en depressief. In de jaren die volgden ging het bergafwaarts. Ik kreeg paniekaanvallen, vliegangst, sprong zelfs een keer uit een rijdende auto, dook ineen bij harde geluiden en was het ene moment apathisch en het andere moment super emotioneel. Bij iedere voorbijganger met een niqaab op dacht ik: zal die er ook bij horen? Zelfs de postbode zonder snor mét baard vertrouwde ik niet meer. Nachtmerries, altijd alert zijn. Werken duurde drie keer zo lang, soms lukte het helemaal niet. Zelfs een simpele email schoof ik eindeloos voor me uit. Het boek dat ik schreef over de genocide op de Jezidi’s kwam met veel moeite, angst, paniekaanvallen en tranen tot stand, en lang niet alleen omdat het een heftig onderwerp is. Van de boekpresentatie in 2019 genoot ik niet: die was beveiligd. En in mijn achterhoofd dacht ik alleen maar aan opgebouwde schulden, omdat ik er amper naast had kunnen werken.
Het duurde jaren voordat ik aan de bel trok, en nog eens jaren voordat ze erachter kwamen wat de oorzaak was. Tegen de psycholoog sprak ik niet over de bedreigingen, of ik wuifde het weg: ‘ach, zoveel journalisten worden bedreigd’. Pas na twee verschillende groeps- en individuele therapieën kwam de diagnose PTSS, mede of vooral veroorzaakt door jou. Toen moest ik wel praten. De psycholoog raadde aan om een paar maanden te stoppen met werken, want door de late ontdekking bleek ik inmiddels ook een burn-out te hebben. Maar dat ging niet. Geen werk, geen inkomen, immers.
De EMDR-therapie vond in 2020 plaats, jaren na de eerste bedreigingen. En toen moest ik dus jouw gezicht voor me halen, steeds opnieuw, of beelden en teksten die jij naar mij had gestuurd of via internet had verspreid.
Pas toen kwam ik erachter hoeveel invloed jouw bedreigingen hadden gehad. Verlies van werk, verlies van sociale contacten, verlies van vertrouwen in de mensheid. Dat laatste neem ik je nog het meest kwalijk. Jarenlang heb ik anders naar mensen gekeken, alsof de wereld een slechte plek was en het goede in de mens een uitzondering. Ik dacht dat de meeste mensen net zoveel haat in zich droegen als dat jij in je droeg of wellicht nog steeds draagt. Inmiddels weet ik weer dat het andersom is, maar die onbevangenheid krijg ik nooit meer terug. Hetzelfde geldt voor gevoelens van veiligheid en journalistiek enthousiasme – dat heeft zodanig een deuk opgelopen dat ik me tot op de dag van vandaag afvraag of ik 13 jaar geleden wel de juiste keuze heb gemaakt om over het Midden-Oosten te gaan schrijven. Heb ik überhaupt wel de juiste keuze gemaakt om journalist te worden?
Jij kreeg een tweede kans. De slachtoffers van IS niet. Van de Jezidi’s en moslimburgers in het Midden-Oosten tot aan terreurslachtoffers in Europa. Ik hoop dat je dat beseft en dat spijt en berouw voor wat jij, als onderdeel van IS, mensen aan hebt gedaan alsnog komen. En ik hoop dat je beseft hoe uniek het is om een tweede kans te krijgen, en dat je die kans dankbaar en met beide handen aangrijpt.
Aan mij persoonlijk hoef je geen spijt te betuigen. Zoals ik al aangaf: ik wil enkel dat je weet dat acties consequenties hebben. Dat jouw bedreigende woorden en foto’s mij letterlijk en figuurlijk veel hebben gekost. Veel meer dan je je kunt voorstellen.
Ik zie dit inspraakmoment als een kans om mijn hart te luchten. En als een leermoment. Journalist willen niet het onderwerp van het verhaal worden, helaas gebeurt dat soms toch. Er zullen altijd mensen zijn die je door middel van bedreigingen de mond te snoeren. Als dat het geval is, moet je aan de bel trekken. En niet zoals ik deed, jarenlang wachten met hulp zoeken en het doen van aangifte.’
Dit artikel las u gratis, maar een donatie wordt gewaardeerd. Dan kan ik weer onderzoek doen, op pad, mensen interviewen en nieuwe artikelen schrijven. Het volgende artikel dat op de planning staat gaat (weer) over de Jezidi’s. Het bedrag kunt u zelf invullen.