The Holy Kebab X: Syrische vluchteling in New York
Het is alweer maanden geleden dat de Syrische uit Damascus vluchtte en door haar familieleden naar New York werd gestuurd. De tijd ging snel en langzaam tegelijk.
Snel, omdat ze niet kan geloven dat het alweer vijf maanden geleden is dat ze gedag zei tegen haar vrienden en familieleden. Haar vader mist ze nog het meest. Iedere dag bracht hij Noura naar vrienden. Korte ritjes van hooguit tien minuten- het stelde weinig voor. Nu droomt ze over die tien minuten. Dagelijks droomt ze over de mensen die ze achterliet.
Haar vader stuurt sms’jes in het Engels. Als hij belt, is het kort. Het is zo duur.
Die vijf maanden gingen ook langzaam, omdat er amper iets veranderd is. Noura’s ‘case’ ligt nu bij Human Rights Watch. Dat betekent dat ze een advocaat heeft die de komende maanden zal proberen om haar in het land te houden. Dat duurt lang, erg lang, en in de tussentijd mag ze niet werken. Dat mag niemand die asiel aanvraagt. Een constante strijd, want een mens heeft geld nodig, maar mag het niet verdienen zonder werkvergunning. Gelukkig woont ze nog steeds bij de Nederlandse die zich over haar heeft ontfermd. De goede mensen zijn de wereld nog niet uit.
Ik mag haar geen vluchteling noemen. Dan wordt ze ontzettend boos.
De laatste maanden stuurde haar familie in Damascus geld vanuit Jordanië. Gevaarlijke reizen, want langs de wegen wordt geschoten en gevochten. Bovendien is het geld van haar familie op. Het wrange is dat Noura’s familie welgesteld was. Door de oorlog rijzen de broodprijzen de pan uit en hebben velen hun baan verloren, zo ook haar vader die ingenieur is. ,,Na de oorlog kan hij in ieder geval flink aan de bak,’’ grap ik. Noura lacht. Sommige vertellingen over de oorlog moet je wel met een flauw grapje beantwoorden om het niet nog ondraaglijker te maken.
Het geld van de familie zit in huizen en aandelen; daar kun je nu niets mee.
Haar leven in New York staat in schril contrast met het leven dat ze in Damascus leidde. Ze kent er amper mensen en vrienden maken is moeilijk. Er zijn wel Syriërs, maar daar gaat ze sporadisch mee om. Eén keer kreeg ze een ticket van een Syrische vriendin in Atlanta, waar ze een weekje bleef. De gesprekken gingen vooral over de oorlog. Hoe moet dat nu verder met Syrië? Tja, Noura weet het niet. Niemand weet het. Noura weet niet eens wat ze met zichzelf aanmoet.
Haar vriendin in Atlanta maakte Syrische kebab. Noura at voor tien.
Laatst was ik bij haar, in New York. Na een etentje raakten we buiten aan de praat met een New Yorkse. ,,Waar komen jullie vandaan?’” vroeg ze spontaan. Ik vertelde dat ik oorspronkelijk van Italiaanse afkomst ben. Dat vond de dame leuk, want ze kwam zelf ook uit Italië. Ze praatte er honderduit over. ,,En zij komt uit Syrië,’’ vertelde ik en wees naar mijn vriendin. Het gesprek viel stil.
Amerikanen weten niet zo goed wat ze moeten zeggen tegen gevluchte Syriërs.
De volgende dag kocht in een opwelling The Economist. Dat wilde ik altijd al, een papieren exemplaar kopen. Normaal lees ik de artikelen op internet. Bij de kassa rekende ik glimlachend het tijdschrift af. Noura kreeg een droevige blik in haar ogen. ,,Je weet toch wel dat de titel niet klopt, hè?’’ zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen mij. Met schreeuwende letters stond: Syria: the death of a country op de voorpagina. Misschien had ik dat ding moeten laten liggen.
Dat artikel over Syrië was flut en toonde geen enkele samenhang met de kop.
Die middag spraken we uren over het land, waar het Vrije Syrische Leger en het regime van Al-Assad elkaar en de bevolking afmaken. En over het Syrië van ooit, toen alles nog mooi was en mensen zonder problemen over straat konden lopen. Waar de geur van gebakken brood en jasmijn in de straten hing.
In de lente van 2012 rook het nog niet naar vuur en buskruit.
Onze dagen stonden niet helemaal in het teken van Syrië, heus niet, maar toch hing er altijd een Syrische wolk boven ons hoofd. Bij haar, omdat ze bang is voor haar toekomst en haar familieleden in de oorlog. Bij mij, omdat ik niet altijd weet hoe ik met haar verdriet moet omgaan. Haar wolk is zoveel groter dan de mijne, zeker weten. Constant houdt ze het nieuws in de gaten en bij iedere aanslag zit ze op het puntje van haar stoel. De stoel heeft bijna geen puntje meer. ,,Kom je snel weer terug?’’ vroeg ze toen ik met mijn koffer op Penn Station stond. Ik knikte.
In het vliegtuig rekende ik uit hoeveel uren redactiewerk een ticket dekt.
De laatste weken loopt het in Damascus flink uit de hand. Het Vrije Syrische Leger schiet lukraak in het centrum van Damascus, soms op woonhuizen. Oeps. De troepen van Al-Assad zijn geen haar beter, maar laten we die discussie voor later bewaren. Er is al zoveel gezegd… En je doet het nooit goed.
RTL-journalist Rik Konijnenbelt telde op één dag 183 knallen in Damascus.
Een paar dagen later was ik weer thuis, in Rotterdam. ,,En nog wat gehoord uit Damascus?’’ vroeg ik op Skype. ,,Ja, het loopt uit de hand. Ik maak me zorgen,’’ antwoordde ze. Ik zei dat ik me ook zorgen maak. Noura bleef stil. Soms zegt een stilte meer dan duizend woorden.
Noura is een vriendin die ik in Koerdisch Irak ontmoet heb. Ze woonde in Damascus, Syrië, en vluchtte naar New York. Sinds de oorlog bellen we elkaar iedere dag en heb ik haar twee keer opgezocht in New York. De titel is in Irak tot stand gekomen. In plaats van over de oorlog, praatte Noura liever over kebab, haar lievelingsgerecht. De eerdere delen vind je hier: The Holy Kebab I tot en met IX.
Leave a Reply