The Holy Kebab V: Een retourtje Syrië?
Het is zondagavond 23.00 uur wanneer de Syrische Rawan op Facebook verschijnt. ,,Hey, waarom belde je me gisteren niet terug?’’ vraag ik haar, enigszins bezorgd, op de chat. Rawan vertelt dat ze de griep heeft en klinkt naar eigen zeggen als een ‘heftruckchauffeur met een aardappel in zijn keel’. ,,Je zou me alleen maar uitlachen,’’ zegt ze, wat ik vervolgens ook doe. Ze stuurt een knipogende smiley. Met 40 Syrische graden de griep hebben. Even heet als Damascus, waar ze nog steeds woont, en nog gewoon kunnen lachen. Het leven gaat duidelijk door.
Ze is sinds een week terug uit Jordanië, waar ze op de één of andere manier een visum voor Amerika heeft bemachtigd. Toch zit ze nog altijd in Damascus, in de oorlog, bij haar familie en vrienden. Weggaan is moeilijk en gevaarlijk. Bovendien kost een enkeltje Syrië-New York heel wat duiten. Geen maatschappij die daar nu vrolijk naartoe vliegt. ,,Zomaar weggaan kan niet. Ik moet nog wat dingen regelen, geld bijvoorbeeld,’’ vertelt Rawan. Terwijl wij chatten, hoort zij kanongeluiden. Het lijkt er inmiddels bij te horen, die sfeergeluiden op de achtergrond. Ik ben blij dat ik ze niet kan horen.
Tussen haar Facebookfoto’s staat een foto van haar werkplek. Iedereen lacht. Rawan is niet de enige die in tijden van oorlog nog vrolijk kan zijn.
Maar Rawan heeft een geweldig aanbod voor me. Tenminste, dat vindt zij. ,,Kan jij niet hierheen komen? Je bent toch een journalist? Verhalen genoeg…’’ Ik vertel dat ik twee uur geleden al op cheaptickets.nl heb gekeken hoe duur de vluchten waren en dat het als journalist nu onmogelijk is om een visum te krijgen. Het land binnenkomen op de normale manier is onmogelijk. Over het gebrek aan veiligheid begin ik pas later, maar ook daar heeft Rawan een antwoord op. ,,Ik bescherm je. Inmiddels weet ik precies waar ik wel en niet moet zijn. Er gebeurt niets. Kijk maar naar mij, ik leef ook nog.’’ Het antwoord stelt me niet gerust. Hoewel een intense reisdrang in mijn lijf giert, overheerst het pessimistische gevoel.
In een poging van onderwerp te veranderen, vraag ik naar haar werkzaamheden in het vluchtelingenkamp. Ondanks de griep, heeft ze de hele dag gewerkt. Rawan is een bikkel. In het kamp zitten Syrische vluchtelingen die door de oorlog geen huis meer hebben, maar ook mensen uit Soedan of andere Afrikaanse landen die in 2006 naar Syrië vluchtten. Double shot refugees, noemt Rawan hen. ,,Bizar. Ze kwamen uit de oorlog en zitten er nu weer middenin. Hun huizen stonden in de warzones en werden vernield. Nu wonen ze in het kamp.’’
In Damascus is er weinig te doen. De enige kebabtenten die nog open zijn, zijn een mogelijk doelwit voor bomaanslagen.
Tussen haar Facebookfoto’s vind ik een foto van haar werkplek. Rawans piekerige zwarte haren en stoere, donker look vormen een contrast met de gesluierde dames in fleurige kleding. Iedereen lacht. Rawan is niet de enige die in tijden van oorlog nog vrolijk durft te zijn, zie ik. ,,Zie je die voorste jongen? Die is laatst opgepakt door de mukhabarat, de Syrische veiligheidsdienst. Zomaar, zonder reden.”
Na tien minuten ditjes en datjes vraagt ze ineens hoe mijn weekend was. Ik vertel over de H&M-kleding die ik gekocht heb en over een straatfestival in Rotterdam, de Wereld van de Witte de With. In het kort schets ik een beeld van dansende mensen, drinken op straat en kunstzinnige uitingen. Een zorgeloos, westers leven. Rawan is uitzinnig. Dat wil zij ook wel: dansen, drinken en lol hebben op straat. In Damascus is weinig te doen. De enige kebabtenten die nu nog open zijn, zijn mogelijke doelwitten voor bomaanslagen.
Ineens valt de verbinding weg. De klok slaat 1.00 uur. Nachtelijke gesprekken met Damascus duren altijd lang. Ik sluit mijn computer af en besluit haar morgen te bellen.
Amerika lijkt mij een goed plan, typ ik terug, en Syrië na de oorlog bezoeken is een tweede goede optie.
,,En heb je al nagedacht over mijn aanbod?’’ vraagt Rawan de volgende dag op Facebook. Na een nachtje slapen blijft mijn antwoord onveranderd. Hoge kosten, geen visum, onveilig. ,,En als je er nog één keer over begint, kom ik naar je toe. I’ll kick your ass,’’ lach ik, wetende dat ik mezelf tegen spreek.
Rawan kaatst de bal terug. ,,I think you need a visa to do so,’’ zegt ze, en verduidelijkt haar standpunt met een smiley die zijn tong uitsteekt. 1-0 voor de Syrische. Ik vraag of ze nog steeds als een vorkheftruckchauffeur klinkt. Ja, inderdaad, want ze heeft nog altijd de griep. In gedachten zie ik haar omringd door smerige zakdoeken met een rode neus tussen de tanks in de volle zon zitten. O ja, met vluchtelingen om haar heen.
,,Maar even serieus. Als jij niet hierheen komt en ik kan niet daarheen, wanneer gaan we elkaar dan ooit nog zien?’’ vraagt ze plotseling. Amerika lijkt mij een goed plan, typ ik terug, en Syrië na de oorlog bezoeken is een tweede goede optie. Ik beloof haar plechtig dat ik dan een maand op haar lip ga zitten en allemaal verhalen over haar leven, het kamp en Syrië na de oorlog zal schrijven. Misschien wordt het wel een boek, een bestseller, met miss Rawan in de hoofdrol. Natuurlijk deel ik de opbrengst met haar. Samen zullen we afreizen naar Vegas, waar Rawan kan feesten en waar ik achter de gokautomaten zal zitten. Een zorgeloos leven.
,,Als ik eenmaal uit Damascus ben, blijf ik weg. Mijn tijd in Syrië zit erop. Het is nu of nooit. En dat geldt ook voor jou.”
,,Wow, jij bent een optimistische, visumloze journalist, mevrouw Brenda. Want ook al zou Al Assad weggaan, dan nog is Syrië verschrikkelijk.’’ Rawan geeft me nog een aantal weken bedenktijd. Wil ik komen, dan ben ik welkom, maar ik moet wel snel zijn, want ze gaat sowieso richting Amerika. Een hoopvolle illusie. Ik zeg dat ik na de oorlog zal komen. In de tussentijd kan zij naar New York om te werken en weer terugkomen zodra de kust veilig is. Op mijn beeldscherm blijft het stil. Minuten gaan voorbij zonder een berichtje. Uiteindelijk verschijnt na een kwartier een antwoord op mijn voorstel.
,,Als ik eenmaal weg ben, blijf ik weg. Mijn tijd in Syrië zit erop. Het is nu of nooit. En dat laatste geldt ook voor jou… Denk er nog één keer over na.’’
Rawan is een vriendin die ik in Koerdisch Irak ontmoet heb. Ze woont in Damascus, Syrië, en probeert daar weg te komen. De sfeerimpressies in het stuk zijn niet tot stand gekomen door aanwezigheid in Syrië. Rawan heeft de situatie voor mij beschreven. Sinds de oorlog bellen we elkaar om de paar dagen. Dit verhaal is het vervolg op The Holy Kebab I, II, III en IIII.
Leave a Reply